top of page

Veelgestelde vragen over het cahier W.O.

Het cahier W.O. is veel meer dan een leerplan. Het is een manier van kijken. Bovendien is het een werkschrift dat je volledig schooleigen dient te maken. Een heuse opdracht! We verzamelen hier enkele veelgestelde vragen én antwoorden over het cahier W.O.: van heel breed en abstract tot heel klein en concreet.

Bekijk zeker het filmpje hieronder over waarom we een nieuw cahier maakten, hoe wij wereldoriëntatie dan willen aanpakken en wat W.O. dan voor ons inhoudt.

Inhoudsopgave

0. Hoe werkt deze website?

1. Ik probeer soms subtiel iets in te brengen tijdens een werkstuk of project. Maar hoe ouder de leerlingen worden, hoe vaker ze protesteren: "Je zegt dat we met ons thema mogen verder werken maar eigenlijk zeg jij toch wat we moeten doen!"

2. “Ervaringsgericht aan doelen werken, dat spreekt elkaar toch tegen?" Maak kennis met Jef en Jos en de schijnbare paradox van ervaringsgericht en doelgericht werken.

3. "Hoe gebruik je die W.O.-waaier precies?"

4. "Waarom is er eigenlijk een nieuw leerplan nodig?"

5. "Allemaal wel tof en zo, dat vrije cahier, maar ook wel heel veel werk om te implementeren. Hoe begin je daar nu aan? En hoe zorg je dat het een duurzame implementatie is?"

6. "Ik snap die soepele leerlijnen niet echt. Waarvoor moet je die eigenlijk gebruiken?"

7. "De onderwijsstappen in het cahier vind ik op zich wel duidelijk, maar ik zie niet hoe ik die kan gebruiken."

a. de ervaringscyclus

b. de kerncompetenties in de cognitieve tijdlijn

c. de zone van naaste ontwikkeling

d. de leerspiraal

e. de soepele leerlijnen

f. de visie op onderwijzen en leren

8. "Hoe bereiken leerlingen in een methodeschool eigenlijk die eindtermen?"

of ook: "Wat zijn die drie sporen?"

of ook: "Wat is een vaste werking?"

9. "Ervaringsgericht werken, hoe doe je dat?"

of ook: hoe versterk ik mijn voelsprieten?

10. "Hoe maak je je pedagogisch project levend en zichtbaar?"

11. "Hoe maak je gebruik van kansen in de schoolomgeving?"

12. "Kan ik voorbeelden uit andere scholen gebruiken?"

Inhoudsopgave FAQ
FAQ 1: inbreng begeleider tijdens projectkeuze

1.

Ik probeer soms subtiel iets in te brengen tijdens een werkstuk of project. Maar hoe ouder de leerlingen worden, hoe vaker ze protesteren: "Je zegt dat we met ons thema mogen verder werken maar eigenlijk zeg jij toch wat we moeten doen!"

We stimuleren onze leerlingen doorheen hun ontwikkeling om kritisch te zijn en uit te komen voor hun mening. Meestal zijn we daar heel blij mee, maar soms staan we even met onze mond vol tanden.

Een mogelijk antwoord vind je in onze gemeenschappelijke Visie op onderwijzen en leren. We hebben het in de pijlers over inspraak en verantwoordelijkheid. Zowel de leerlingen als de begeleider (en ouders, collega's, ondersteuner,...) hebben inspraak in het leerproces. Dat betekent dat de begeleider evenveel recht heeft om iets binnen te brengen of een extra onderzoeksvraag op te schrijven. Tijdens een forum, klassenraad of bij de zogenaamde gouden weken kan je het hier met de leerlingen over hebben:

We zijn op school om te leren, de kinderen worden hier aangesproken als leerling. De begeleider heeft de opdracht om jullie kennis te laten maken met de wereld. Er staat zelfs heel duidelijk beschreven wat elk kind in Vlaanderen moet kennen, kunnen en doen tegen het einde van de lagere school. We zijn samen verantwoordelijk om daar te geraken. In onze school kiezen we voor een heel specifieke weg: we gaan aan de slag met jullie interesses maar we brengen ook zelf dingen binnen. Dat is onze afspraak aan elkaar.

 

Door actief de W.O.-waaier (bijv. de pictogrammen of zelfs de uitgebreidere mindmap) te gebruiken in de klas, toon je de leerlingen het brede spectrum van thema's die ze moeten kennen en vaardigheden die ze moeten kunnen tegen het einde van de lagere school. Bij een projectkeuze kan je die gezamenlijke verantwoordelijkheid benadrukken en hen zelf de onderzoeksvragen laten verbreden vanuit de W.O.-waaier.

EXTRA:

Het onderliggende inzicht dat je hierin herkent, is de ABC-theorie (of juister: de zelfdeterminatietheorie). In het protest van de leerlingen merk je dat ze niet intrinsiek gemotiveerd zijn om met jouw ingebrachte onderzoeksvraag aan de slag te gaan. Hun ABC-barometer is in de war! Er is vaak veel aandacht voor de autonomie (de A van ABC) en het competentiegevoel (de C van ABC), maar soms wat minder voor de binding (B van ABC) onder elkaar: er is een duidelijk verbond tussen ons. We hoeven geen beste vrienden te zijn maar we weten wel allemaal wat ons bindt: we zijn hier op school om te leren, we dragen samen de verantwoordelijkheid om al die verschillende thema's en brillen te leren kennen.

FAQ 2: Jef & Jos en de schijnbare paradox

2.

"Ervaringsgericht werken en doelgericht werken, dat spreekt elkaar toch tegen?"

of ook: maak kennis met Jef en Jos!

of ook: de schijnbare paradox tussen ervaringsgericht en doelgericht werken.

Deze spanning leeft bij heel wat begeleiders. Bij de opmaak van het cahier (najaar 2017) kwam ze vaak naar boven in de gesprekken met de begeleiders die mee nadachten over ons eerste leerplan. We besloten die spanning dan ook te benoemen in onze Visie op onderwijzen en leren.:

FOPEM-scholen geven hun onderwijs vorm vanuit een dynamiek tussen de natuurlijke nieuwsgierigheid van mensen en het appèl om de wereld binnen te brengen bij elkaar. We proberen een evenwicht tussen deze onderwijsbronnen na te streven. Zowel nieuwsgierige vragen als verrijkende aanbiedingen kunnen vanuit leerlingen, begeleiders, ouders of anderen komen. Samen trachten FOPEM-scholen elke vraag te beantwoorden om zo een sociale en rechtvaardige samenleving mee uit te bouwen.

De spanning die je dus voelt tussen 'mee gaan met ervaringen van kinderen' of 'ingrijpen in het proces en zelf een aanbod doen' is normaal. Het is moeilijk, misschien zelfs onmogelijk, en eigenlijk ook onwenselijk om die spanning op te lossen. We noemen die spanning ook wel de schijnbare paradox tussen ervaringsgericht en doelgericht werken. 

2020-09-07 - Stap 4 oef 2 - Schijnbara p

"Ik wil respect hebben voor de kinderen​ en daarom luisteren naar hun verhaal en ik wil dat verhaal ook verbreden."

 

Ervaringsgericht werken is kwaliteitsvol werken. Dat is een overtuiging maar ook een belofte! Die kwaliteit garandeer je onder andere door jouw voelsprieten/professioneel buikgevoel/intuïtie/... aan te scherpen en te blijven onderzoeken. Je verbreedt, verrijkt en verdiept het verhaal van kinderen aan de hand van die voelsprieten. In het hele implementatieproces van het cahier W.O. word je je bewust van jouw eigen voelsprieten en ga je in gesprek met collega's (eventueel m.b.v. stap 4 oef 1) over hoe je die als team kan aanscherpen. In het cahier vind je allerlei hulpmiddelen en kijkwijzers om die voelsprieten te versterken (bijv. de ervaringscyclus of de leerspiraal). Maar elke school kan extra eigen afspraken en instrumenten ontwikkelen om die voelsprieten nog sterker en gevoeliger te maken; om ervaringsgericht werk nog kwaliteitsvoller te maken. Die afspraken en instrumenten leg je vast in jullie schooleigen cahier. Dat is op zich de basis van de implementatie. 

De kwaliteit van ervaringsgericht werken, kan je onderzoeken en versterken met de vijf voelsprieten. Je leest er meer over bij F.A.Q. 9

FAQ 3: hoe gebruik je de W.O.-waaier?

3.

"Hoe gebruik je die W.O.-waaier nu precies?

Je kan de W.O.-waaier op allerlei manieren gebruiken! Belangrijk is wel dat je het gebruikt als aanvulling op jullie cahier W.O. en niet ter vervanging van het volledige leerplan.

Vanuit jouw professioneel buikgevoel als begeleider ga je vragen en onderzoeken van de leerlingen verrijken. Je eigen interesses en voelsprieten zijn dan vaak het eerste waar je aan denkt en mee aan de slag gaat. De W.O.-waaier wil die minimumdoelen ook in jouw voelsprieten en vingers krijgen waardoor je er zelf spontaan naar grijpt. Daarnaast helpt de W.O.-waaier je ook om de minimumdoelen in te brengen wanneer de kans zich voordoet. Zo hoef je die doelen niet later op een meer geforceerde manier aan te bieden.

Enkele ideetjes om de W.O.-waaier te gebruiken:

Je kan de mindmap van de W.O.-waaier (blz. 6) voor je houden tijdens een kringgesprek. Op die manier creëer je bij jezelf een alertheid om een vraag van de leerling te verrijken vanuit de ontwikkelingsdoelen en eindtermen.

Je kan de mindmap van de W.O.-waaier (blz.6 of de aparte mindmaps per deeldomein) uithangen in de klas. Zo kan je samen met de leerlingen brede onderzoeksvragen stellen tijdens de ronde, tijdens een werkstuk, tijdens een project,... 

Je kan de mindmap uit de W.O.-waaier (blz. 6) afdrukken, lamineren en uithangen in de klas. Projectnamen schrijf je naast de kernwoorden op de mindmap. Zo zien leerlingen welke thema's al veel aan bod kwamen en welke nog niet. Zo maak je hen mee verantwoordelijk voor hun eigen leerproces.

Je kan de pictogrammen van de W.O.-waaier in de bib of het patrimonium van de klas/school aanbrengen. Zo herkennen leerlingen ook de zes deeldomeinen.

Je kan in het individuele projectboek/onderzoekboek/vrije tekstboek van elk kind achteraan de zes pictogrammen van wereldoriëntatie kleven. Bij elke tekst/onderzoek/project laat je leerlingen - samen of apart - stickers of stempels met het bijhorende pictogram zetten. Achteraan het boek plaats je een streepje bij de bijhorende pictogrammen telkens als een deeldomein aangeraakt wordt in een onderzoek, project of tekst. Zo betrek je hen in het evaluatie- en registratieproces en behoud je zelf het overzicht.

Je kan om de zoveel tijd de ontwikkelingsdoelen en eindtermen (vanaf blz. 8) doorlezen om je vertrouwd te maken met wat er nu precies in die minimumdoelen staat. Je ontdekt zo ook nieuwe kansen om datgene waar de klas op dat moment mee bezig is te verrijken. Let vooral ook op het vetgedrukte woord in de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Dat is de vaardigheid of het beheersingsniveau dat verwacht wordt.

Wereldoriëntatie is om praktische redenen ingedeeld in zes deeldomeinen. Uiteraard streven we naar betekenisvolle taken: gelinkt aan de realiteit, meervoudig, veelzijdig, complex. Dit is ook een pijler in onze Visie op onderwijzen en leren. We tekenden de mindmap dan ook dynamisch: de kernwoorden van verschillende deeldomeinen staan dicht bij elkaar zodat je snel verbanden ziet en gestimuleerd wordt om verschillende deeldomeinen te linken en te combineren. Gewoon, zoals in de echte wereld eigenlijk.

FAQ 4: waarom een cahier W.O.?

4.

"Waarom is er eigenlijk een nieuw leerplan nodig?"

 

Met alle FOPEM-scholen hebben we de afspraak dat we met leerplannen van het OVSG werken. Dat voelt soms onwenning: een strakke leerlijn maakte het moeilijk om ervaringsgericht aan de slag te gaan, vooral bij wereldoriëntatie. Dat bracht vaak een aantal kritische vragen naar boven en leidde tot een aantal vervelende gevolgen:

"Kan je überhaupt - zelfs in een 'gewone' school - al die leerplandoelen met kinderen bereiken? Aanraken is één ding, maar effectief bereiken? Daar hebben we toch vragen bij."

"Die leerplandoelen stoten me eerder af dan dat ze me helpen."   ---> het leerplan verdwijnt in de kast.

"Handboeken zijn de enige manier waarop we zeker zijn dat alle leerplandoelen aangeraakt worden. Maar dat strookt niet met onze ervaringsgerichte aanpak en met ons pedagogisch project."

Wereldoriëntatie is het leergebied bij uitstek dat we niet afbakenen in 'een uurtje W.O.'  Het zit verweven in de volledige werking en visie van de school. Vooral in projectwerk krijgt wereldoriëntatie, in combinatie met andere leergebieden, een duidelijke maar allesbehalve afgebakende plek. 

Leerplannen die zo vol zitten en overweldigend geformuleerd zijn, geven begeleiders soms het gevoel dat ze hun job niet goed doen ---> de begeleider verliest het vertrouwen in z'n eigen kunnen, de ABC-barometer is hevig verstoord.

Spraakverwarring en misverstanden met de inspectie. Afvinklijsten voelen als een noodzakelijk kwaad ("We doen dat enkel voor de inspectie.") maar er is geen intrinsieke motivatie om met die leerplandoelen bezig te zijn.

Een begeleider formuleerde het zo: "Ik droom van een nuttig en bruikbaar document dat me feedback geeft over mijn werking en me toont hoe mijn leerlingen vorderen." Het leerplan OVSG voor mens & maatschappij en wetenschappen & techniek voldeed niet aan die wens.

In 2017 begonnen we als organisatie aan het avontuur! We zouden een eigen leerplan schrijven voor wereldoriëntatie. In samenwerking met coördinatoren, begeleiders uit bijna elke FOPEM-school, bestuurders en experten kwamen we tot een aantal inzichten:

We gaan uit van vertrouwen in de scholen, in de begeleider én in het kind. Een strakke leerplanning is dus niet nodig.

Elke school, elk team, elke begeleider en elk kind is uniek. We kiezen voor meer vrijheid in het curriculum en meer mandaat bij de scholen om dat curriculum samen te stellen.

Ervaringsgericht werken is kwaliteitsvol werken. Dat is een overtuiging maar ook een belofte! We kiezen daarom dus voor een instrument dat duidelijk toont wat de minimumdoelen (= ontwikkelingsdoelen en eindtermen) zijn én we zetten intensief in op het versterken van de ervaringsgerichte didactiek in scholen.

Zo ontstond het idee om te kiezen voor een cahier in plaats van een leerplan: een werkschrift voor elke school om ervaringsgericht en doelgericht aan wereldoriëntatie te werken en zo op een kwaliteitsvolle manier het pedagogisch project te realiseren. Op die manier groeit het cahier mee met de school en wordt het geregeld aangepast aan de veranderende context.

Het cahier W.O. is dus eigenlijk meer dan een leerplan: het is in de eerste plaats een manier van kijken naar kinderen, naar wereldoriëntatie, naar de school, naar de omgeving, naar de wereld. Die manier van kijken ga je systematisch ontleden, onderzoeken en van daaruit optimaliseren. Aan de hand van enkele didactische inzichten (zoals de onderwijsstappen) en gestimuleerd door de minimumdoelen (ontwikkelingsdoelen en eindtermen, waar elke school naargelang hun onderzoek soepele leerlijnen van maakt) realiseer je op een kwaliteitsvolle manier jullie pedagogisch project.

Op de website van FOPEM lees je wat de verhouding is van leerplan en cahier. Klik op de knop hieronder om dat artikel te lezen.

FAQ 5: tips voor duurzame implementatie

5.

"Allemaal wel tof en zo, dat vrije cahier, maar ook wel heel veel werk om te implementeren. Hoe begin je daar nu aan?"

Het cahier W.O. biedt veel vrijheid maar er is ook heel wat ruimte om te vullen. Geen gemakkelijke klus! En dan rijst ook de vraag: moet al die ruimte terug ingevuld worden? 

Je zet met het hele schoolteam in op een duurzame implementatie.

DUURZAAM

Kritische massa: in een groep heb je altijd een paar enthousiastelingen die meteen mee zijn en het volledig zien zitten. Leuk hé! Maar als het cahier W.O. slechts een idee blijft van enkele pioniers, dan kunnen we niet echt spreken van een duurzame verandering. Dat is pas het geval wanneer de kritische massa mee is: 

Kritische massa

Verandering werkt als een olievlek. Niet iedereen is meteen mee, staat open voor verandering, heeft energie of ruimte in z’n hoofd voor zo'n ambitieus plan, ziet de link met de schoolvisie. Daarom is het slim om met een kernteam te werken. Dat zijn al snel die enthousiastelingen uit de groene groep. Maar het zijn net de mensen uit de kritische massa (oranje groep) die dankbare info kunnen geven: wat is er precies onduidelijk? Wat is er nodig om jou te motiveren? Hoe kunnen we aansluiten bij andere prioriteiten op school? Zo breidt de olievlek zich uit en wordt de implementatie alleen maar helderder en sterker.

Hoofd, hart en handen: je weet wat het cahier inhoudt en wat jullie klas- en schoolafspraken zijn rond wereldoriëntatie. Je hoofd is helemaal mee. Je begrijpt ook waarom een vrij en open cahier belangrijk is voor de school en je klaswerking. Je ondersteunt in je hart het schooleigen gemaakte cahier. Het cahier - zoals jullie het ingevuld en schooleigen hebben gemaakt - is voor jou een handig gebruiksinstrument: het ondersteunt jouw voelsprieten zodat je ervaringsgerichte praktijk kwaliteitsvol is. Je handen weten hoe je het cahier W.O. moet gebruiken.

IMPLEMENTATIE

Implementeren betekent prutsen, fouten maken, onderzoeken en vooral bijleren. Je neemt niet zomaar een leerplan over dat geschreven is door leerplanmakers, evenmin neem je een leerlijn zomaar over van een andere school. Je onderzoekt in de diepte hoe jullie W.O. op dit moment aanpakken, welke blinde vlekken of verbeterpunten jullie daar zelf in zien en van daaruit maken jullie afspraken en ontwikkelen jullie hulpmiddeltjes om de eindtermen van wereldoriëntatie op een ervaringsgerichte manier te bereiken.

De implementatiegids loodst jullie doorheen dit onderzoek. Hoewel de gids in stappen is opgebouwd verloopt een complexe implementatie, zoals die van het cahier W.O., niet in mooi afgebakende stapjes; dat heb je zelf waarschijnlijk ook al gevoeld. De implementatiegids en roadmap willen jullie helpen om door het bos de bomen te blijven zien. Het ultieme doel is een W.O.-werking die past bij jullie school:

jullie hebben onderzocht wat de kwaliteit van het ervaringsgericht werk is en hoe je die wil verbeteren (door de vijf voelsprieten van het team in de diepte te bekijken)

jullie hebben onderzocht hoe jullie garanderen dat de eindtermen voor W.O. bereikt worden zonder handboeken en vooraf bepaalde, strakke leerlijnen met tal van tussendoelen (door de drie sporen op jullie school in kaart te brengen, daar blinde vlekken in te ontdekken en te beslissen hoe jullie die blinde vlekken gaan aanpakken).

 

We verzamelen enkele do's en don'ts van een duurzame implementatie.

DON'TS: het gevaar van het open en vrije cahier

Veel begeleiders hebben te weinig aan de ontwikkelingsdoelen en eindtermen alleen en grijpen terug naar het ‘oude’ OVSG-leerplan of naar handboeken.

Voor begeleiders met veel ervaring is het vrije cahier een verademing, maar mensen met minder ervaring voelen vooral paniek.

Sommige teams maken voor elke eindterm een soepele leerlijn waardoor je terug komt op de vorige situatie met het ‘oude’ OVSG-leerplan en helemaal geen soepele leerlijnen meer hebt.

Er zijn eindeloze discussies over ‘Wat moet er in die leerlijn?’ en er is steeds het gevoel ‘Het moet perfect en voor iedereen juist zijn’.

Er is veel energie en focus op de ontwikkelingsdoelen/eindtermen, maar de kwaliteit van de ervaringsgerichte didactiek in het team wordt te weinig onderzocht.

DO'S: tips voor een duurzame maar haalbare implementatie

Besef dat het cahier W.O. een complexe verandering is. Een eenvoudig stappenplan zal niet werken. Het onderzoek is zo eigen aan de school en zo uniek voor elke context dat je vooral moet leren en experimenteren en dus ook fouten maken. Prutsen is goed! Het is één van de vele inzichten die we verzamelden uit De Spiraal van Verandering. We delen graag nog enkele tips met jou die van toepassing kunnen zijn op de implementatie van het cahier W.O.

 

Ga voor een aanpak in fases en denken op lange termijn: Welk deeldomein is het meest dringende? Wat stellen we uit naar volgend jaar?

 

Durf differentiëren: Wat is de basisafspraak voor elke begeleider? Wat voegt eenieder nog toe naargelang ervaring, interesses, eigen noden,…?

 

Werk met een kernteam (met een cahiercoach) en durf hen het mandaat geven om te experimenteren en te onderzoeken. Niet alles hoeft tijdens het teamoverleg uitvoerig besproken te worden.

Maak soepele leerlijnen voor clusters van ontwikkelingsdoelen/eindtermen. Doe dit enkel voor die clusters waar grote problemen mee zijn (bijv. onvoldoende in vaste werking ingebed, trage leercurve bij leerlingen en dus veel herhaling nodig, komt bijna nooit vanuit de leerlingen zelf, moeilijk om vanuit de eindterm te redeneren wat jij in jouw jongere leefgroep moet nastreven, leerlingen beheersen aan einde van de lagere school de kennis/vaardigheid/attitude systematisch niet,…) (m.b.v. stap 4 en stap 5)

 

Neem in de eerste plaats jullie ervaringsgerichte didactiek onder de loep: Hoe verrijk je de vraag van een leerling? Hoe doen wij hier projecten op school? Wat is het aandeel van de begeleider? Hoe creëer je een stimulerende leeromgeving? (zie ook F.A.Q. 9)

 

Hanteer het cahier echt als een kwaliteitsinstrument of spiegel die je geregeld voorhoudt: Zijn de afspraken nog van tel? Zijn de afspraken nog helder voor iedereen? Wat als er plots veel nieuwe teamleden zijn? (Hier alvast enkele tips uit onze cahiernieuwsbrief om nieuwe teamleden mee te nemen)

In onderstaande roadmap zie je hoe een 'ideale' implementatie in een school verloopt. De implementatiegids ondersteunt je hierin. Bekijk zeker ook het filmpje dat je uitlegt hoe je die implementatiegids precies kan gebruiken.

FAQ 6: soepele leerlijn

6.

"Ik snap die soepele leerlijnen niet echt. Waarvoor moet je die eigenlijk gebruiken?"

 

Bij leerlijn denk je waarschijnlijk meteen aan een stappenplan met vooraf bepaalde tussenstappen naar een eindterm toe. Logisch ook, dat is hoe leerlijnen in de bestaande leerplannen ook worden ingevuld. Maar in het cahier willen we gaan voor soepele leerlijnen: doordat je de minimumdoelen (= ontwikkelingsdoelen en eindtermen) als begeleider goed kent én doordat je goed weet hoe je ervaringsgericht werkt (m.b.v. je vijf voelsprieten) ben je in staat om op het moment zelf tussenstappen te bedenken die op dat moment passend zijn. 

Nu kan het natuurlijk zijn dat je als individuele begeleider, of beter nog: als team, merkt dat je voor sommige eindtermen tussenstappen nodig hebt en dus een iets strakkere leerlijn wil maken. Maar first things first! Je onderzoekt eerst...

  1. welke minimumdoelen (ODET) jullie wel bereiken in de vaste werking (en in tweede instantie: welke minimumdoelen jullie niet meteen bereiken met die vaste werking maar wel sterk nastreven). Dit onderzoek je zowel op schoolniveau als op klasniveau m.b.v. stap 3.

  2. welke minimumdoelen plots wel helder en haalbaar lijken door het gebruik van de W.O.-waaier.

  3. welke eindtermen moeilijk te vertalen zijn naar een jongere leeftijd (Bijv. als ik als begeleider van de tweede leefgroep deze eindterm lees, dan heb ik geen idee wat ik met mijn klas moet doen zodat ze op het einde van hun lagere school daar geraken) m.b.v. stap 3 oefening 2.

  4. welke eindtermen weinig tot nooit vanuit de kinderen komen. En in tweede instantie: welke eindtermen moeilijk zijn om ervaringsgericht aan te brengen m.b.v. stap 5 oefening 3.

  5. welke eindtermen systematisch niet bereikt worden op het einde van het lager (Bijv. uit evaluatie, observatie en paralleltoetsen blijkt dat bepaalde kennis of vaardigheden door meer dan 75% van de leerlingen niet of onvoldoende beheerst wordt op het einde van het 6e leerjaar) m.b.v. stap 5 oefening 3.

 

Daarna maak je clusters van die eindtermen m.b.v. stap 4. Voor die clusters ontwikkel je een leerlijn m.b.v. stap 5.

Ziezo, de leerlijnen zijn klaar! En nu? 

Spreek af hoe je de leerlijnen gaat uittesten, aan welke criteria ze moeten voldoen, wanneer jullie ze herbekijken,… m.b.v. stap 5.

De eigen leerlijnen kunnen jullie bestaande W.O.-praktijk versterken, op drie sporen

Vaste werking doorheen de klas en school

Doordat je in een schooleigen leerlijn tussenstappen afspreekt, weet elke leefgroep waar de vaste werking van die klas zich op kan focussen. Bijvoorbeeld:

‐RUIMTE: kaart van de school en straat uithangen bij kleuters, kaart van België bij het middelste lager, kaart van Europa en de wereld bij het oudste lager

‐TIJD: afspreken dat elke vraag uit een ronde/kring geduid wordt op een kalender en/of tijdlijn

‐TECHNIEK: bij atelierwerking besteden kleuters extra aandacht aan materiaalkeuze (hout, wol, plastic,…), middelste lager aan de ontwerpfase van hun creatie, oudste lager aan evalueren van het product.

Ervaringsgericht werken vanuit de klasgroep

De tussenstappen die aan enkele leefgroepen toegewezen worden, creëren een alertheid bij de begeleider. Je kan een extra kaartje maken met jullie soepele leerlijnen en dit aan de W.O.-waaier toevoegen. Zo kan de begeleider in één oogopslag zien waar hij of zijn met z’n klasgroep op moet focussen. Op die manier ben je aandachtig voor kansen die zich spontaan aanbieden.

Sturing door de begeleider

Een schooleigen leerlijn kan cruciale tussenstappen of een referentieleeftijd bloot leggen. Zo kan het dat je afspreekt dat de derde leefgroep steeds een – door de begeleider aangebracht – aanbod krijgt over gezondheid en de vierde leefgroep elk jaar een project moet doen dat zich focust op de werking van het menselijk lichaam. De begeleider van de oudste leefgroep kan hier dan op verder bouwen tijdens de reeds lang geplande lessenreeks rond seksualiteit (= GEPLANDE LES).

 

Jullie kunnen ook afspreken om rond de paasvakantie te checken in welke mate het menselijk lichaam al veel aan bod kwam bij de vierde leefgroep in projecten en onderzoekjes, en of die dan bijdragen aan de specifieke eindtermen daarrond. Zo kan je alsnog m.b.v. de soepele leerlijn extra sturen in het laatste trimester over dit thema (= AD HOC LES).

FAQ 7: hoe gebruik je onderwijsstappen?

7.

"De onderwijsstappen in het cahier vind ik op zich wel duidelijk, maar ik zie niet hoe ik die kan gebruiken."

 

 

Het cahier W.O. is in de eerste plaats een manier van kijken naar kinderen, naar wereldoriëntatie, naar de school, naar de omgeving, naar de wereld. We verzamelden in dat cahier enkele pedagogisch-didactische inzichten en principes, dat zijn de onderwijsstappen. Deze willen je helpen om op een kwaliteitsvolle manier een ervaringsgerichte praktijk uit te bouwen. Maar de vertaling van theorie naar praktijk, die is niet altijd zo simpel: afhankelijk van jouw voelsprieten en van het pedagogisch project van je school vertaal en gebruik je die onderwijsstappen een beetje anders. Dat is het boeiende aan de implementatie: je kijkt letterlijk in de cahier-spiegel en beslist samen als team wat je wil onderzoeken en aanpakken.

 

Gaandeweg ontdekken we toepassingen en vertalingen, binnen en buiten scholen, om met die onderwijsstappen om te gaan. Hieronder vind je telkens doorklik-linken en meer informatie. Het geheel van de onderwijsstappen vind je mooi samengevat in onze one-pager.

De ervaringscyclus: een instrument om bewust met ervaringen te leren omgaan. Over een concrete ervaring ga je reflecteren en vragen stellen. Je bedenkt mogelijke antwoorden en test die. 

--> je vindt een naslagwerkje over de ervaringscyclus met meer theorie, een kritische noot en enkele interpretaties vanuit de praktijk. We ontwikkelden dit boekje in functie van de vorming Graad in de kijker voor begeleiders uit het 4e, 5e en 6e leerjaar.

 

De kerncompetenties in de cognitieve tijdlijn: cognitief gereedschap om je doen en denken te verbinden. Door te focussen en verbanden te leggen, krijg je inzicht in de wereld in je hoofd.

--> je vindt een oefening in stap 1 oefening 3 die je de dynamiek tussen de ervaringscyclus, de cognitieve tijdlijn en de de kerncompetenties laat voelen.

De zone van naaste ontwikkeling: een kijkwijzer voor leraren om leerlingen te stimuleren hun grenzen te verleggen op gebied van kennis, vaardigheden en attitudes. Het respecteert de dynamiek van leerstof automatiseren.

--> de ervaringsgerichte didactiek wil het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen steeds zo hoog mogelijk houden. Je maakt gretig gebruik van de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen en verrijkt dan hun ervaring door de wereld binnen te brengen. Zo werk je in die zone van naaste ontwikkeling. Je leest er meer over in stap 4 oefening 1. Je kan ook steeds terecht bij CEGO voor onderzoek en expertise en voor vorming.

De leerspiraal: een instrument om vanuit de voorkennis al gaande en samen met de klasgroep het doel te bepalen. Het gaat haalt zijn kracht uit de sterke nieuwsgierigheid en leerdrang van leerlingen

--> we verzamelden extra verdiepingsmateriaal rond de leerspiraal. De leerspiraal - zoals ze in het cahier W.O. staat - blijkt in praktijk niet zo'n handige voorstelling of instrument. De collega's van SAM maakten een bruikbaarder instrument dat we graag in de kijker zetten: de waaier van Bloom (versie kleuter, versie lager). Tenslotte vind je in het hoofdstuk 'focusdoelen' uit de online training ook heel wat input rond de leerspiraal.

De soepele leerlijnen: een dynamische aanpak om het leerproces van elke leerling te respecteren. Leren komt tot stand in groep, maar elke leerling is tegelijk uniek. De basis hiervoor zijn de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen.

--> In een ideale wereld kan je tijdens de volledige basisschoolcarrière van de kinderen met soepele leerlijnen werken en telkens - tijdens onderzoeken, projecten, ateliers... - tussenstappen bedenken (eventueel m.b.v. de leerspiraal) die ervaringsgericht toewerken naar de eindtermen. In een meer realistische wereld zijn er voor een aantal clusters van eindtermen afspraken in het team nodig om jullie leerlijn iets strakker te maken. Om te beslissen voor welke minimumdoelen dit nodig is, doe je een grondig onderzoek.

De visie op onderwijzen en leren: een inspiratie en engagement voor FOPEM-scholen om samen te streven naar een rechtvaardige samenleving. We steunen op de dynamiek van dingen binnen brengen bij elkaar en vragen stellen vanuit nieuwsgierigheid. Die dynamiek wordt in evenwicht gehouden door coöperatief en geëngageerd te werken, te streven naar betekenisvolle taken en inspraak en verantwoordelijkheid te respecteren in het leerproces. Dit vraagt om een specifieke aanpak die zich vertaalt in het spiraalleren, het streven naar soepele leerlijnen en het gebruiken van de ervaringscyclus.

--> het cahier W.O. is in de eerste plaats een manier van kijken en pas in de tweede plaats een leerplan. Daarom is het belangrijk dat je die visie vertaalt naar jullie pedagogisch project en naar jullie school-/klaspraktijk. Dat kan je doen aan de hand van stap 1 oefening 3 en stap 2 oefening 2. We verzamelden heel wat praktijkvoorbeelden en onderbouwing bij de zeven pijlers uit de visie op onderwijzen en leren. Die kan je hier bekijken.

Link vanuit stap5oef3 leerlijn maken
FAQ 8: drie sporen

8.

"Hoe bereiken leerlingen in een methodeschool eigenlijk die eindtermen?"

of ook: "Wat zijn die drie sporen?"

of ook: "Wat is een vaste werking?"

In een FOPEM-school zijn er vaak drie sporen waarop leerlingen de minimumdoelen (= de ontwikkelingsdoelen en eindtermen) bereiken. Niet via een handboek maar via een complexe en omvattende school- en klaswerking:

Drie sporen zonder voorbeelden.jpg

Je vindt een volledig uitgewerkt verhaal, schema en foto's met voorbeelden in stap 3 uitleg 1.

In het volledige implementatieproces ga je de kwaliteit van deze drie sporen onderzoeken en nagaan welke ontwikkelingsdoelen en eindtermen al verzekerd zijn in jullie klas- en schoolwerking. Van daaruit bekijk je wat blinde vlekken zijn, welke minimumdoelen moeilijker te bereiken zijn via die drie sporen en welke minimumdoelen tussenstappen nodig hebben (m.b.v. stap 4). Enkel voor die clusters van eindtermen maken jullie schooleigen leerlijnen (m.b.v. stap 5). Die leerlijnen kunnen op hun beurt die drie sporen versterken en verrijken, dat kan je hier lezen.

FAQ 9: ervaringsgericht werken met vijf voelsprieten

9.

"Ervaringsgericht werken, hoe doe je dat?"

De vraag van één miljoen! Op zich is ervaringsgericht werken een blijvend zoeken: zoeken hoe je het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen kan op gang houden en zoeken naar manieren die voor jou comfortabel voelen.

 

Toch zijn er wel enkele, mogelijke antwoorden.

Wie ervaringsgericht werkt, wil het proces van welbevinden en betrokkenheid op gang houden. Er zijn verschillende technieken om dat te doen, maar het belangrijkste is je brede blik en alertheid voor dat welbevinden en die betrokkenheid. Je merkt bij de leerlingen dat ze betrokken zijn als ze geconcentreerd en geïnteresseerd zijn, als hun motivatie groot is, als ze genieten van het bijleren en steeds meer willen onderzoeken of te weten komen. Je werkt dan namelijk in de zone van naaste ontwikkeling (één van de onderwijsstappen uit het cahier W.O.). 

EXTRA

Kenmerken van betrokkenheid: concentratie, energie, complexiteit en creativiteit, mimiek en houding, doorzetten en volhouden, nauwkeurigheid, reactietijd, verwoording, voldoening. Werk je in de zone van actuele ontwikkeling dan treedt er eerder verveling dan betrokkenheid op. Ga je over de grens en werk je niet meer in die zone van naaste ontwikkeling, dan trekt een kind zich terug in z'n veiligheidssysteem en kan er faalangst optreden. (bron)

Kortom: je wil als begeleider afstemmen op de ervaring van de leerlingen en hen zo laten ontwikkelen.

 

Die betrokkenheid en dat welbevinden kan je stimuleren door in te zetten op een stimulerend klasklimaat (sfeer tussen de kinderen en tegenover de begeleider, structuur en regels), door aandacht te zijn voor je lerarenstijl (alert voor de beleving van kinderen, stimulerend tussenkomen, autonomie verlenen) én door je vijf voelsprieten aan te scherpen om het verhaal en de ervaring te verbreden, verrijken en verdiepen. Elke begeleider heeft die voelsprieten in zich! Tijdens de implementatie onderzoek je hoe scherp jouw vijf voelsprieten zijn en hoe je die kan versterken.

Je verrijkt, verbreedt en verdiept het verhaal van kinderen...

...vanuit je eigen interesses en talenten: Jij maakt deel uit van de wereld die je wil binnen brengen bij de kinderen. In hun verhalen is er altijd wel iets dat jouw aandacht trekt en waar jij automatisch op ingaat. Je bent deel van de groep en hebt het recht om vanuit jouw interesses en talenten een verhaal of ervaring te verrijken.

...vanuit het pedagogisch project van de school: Je weet als school heel duidelijk wat je wil nastreven bij de leerlingen, wat je in hen wil wakker maken, welke droom je hebt voor hen, hoe je hen mee wil opvoeden, waarom ouders hun kind net bij jullie inschrijven. Wanneer dit gedeelde verhaal helder en duidelijk is voor het team, herken je als begeleider kansen in de ervaring van leerlingen om op in te spelen.

...vanuit de omgeving (klas, school, buurt, stad,...): Je brengt de wereld binnen door in en met die wereld aan de slag te gaan. De omgeving is een cruciale factor om het verhaal van kinderen open te trekken en hun betrokkenheid hoog te houden. Wanneer je de klas- en schoolomgeving rijk en stimulerend inricht, creëer je als team kansen om een ervaring of verhaal te verrijken. Door ook goed te weten welke kansen er in de bredere (buurt, gemeente, stad) omgeving zijn, kan je als begeleider doelgericht en met vertrouwen die wijde wereld intrekken.

...vanuit verhalen van de andere kinderen, van ouders, van collega’s, van mensen uit de buurt, van…: Als begeleider beschik je over een aantal werkvormen en kijkwijzers om gericht naar een verhaal of ervaring te luisteren/kijken én dit systematisch open te trekken. 

Als team spreek je af welke werkvormen jullie gebruiken om echt aan de slag te gaan (ronde/kring, werkstuk/onderzoek, project, atelier, leerwandeling, vrije tekst,...) en vooral hoe je die als team gebruikt (Bijv. hoe doen we een projectbrainstorm, is er hier een opbouw in van kleuter naar 6e leerjaar?) 

 

Als team of als individuele begeleider hanteer je een aantal kijkwijzers die je helpen beslissen hoe je het verhaal/de ervaring verrijkt (leerspiraal, zone van naaste ontwikkeling, executieve functies, bouwstenen voor effectieve didactiek,...).

 

...vanuit de ontwikkelingsdoelen en eindtermen: Als kwaliteitsvolle school wil je graag de ontwikkelingsdoelen nastreven bij kleuters en de eindtermen bereiken bij het 6e leerjaar. We doen dat liefst met een soepele leerlijn: je bepaalt niet op voorhand voor elk kind welke stappen er gezet moeten worden, maar formuleert gaandeweg en vooral dicht bij de nieuwsgierigheid en betrokkenheid van de leerlingen doelen en tussenstappen. Als je als begeleider alle ontwikkelingsdoelen en eindtermen (ODET) sterk in de vingers hebt, herken je snel kansen in de klas om naar een eindterm toe te werken. Zo bereiken leerlingen de eindtermen ervaringsgericht.

Als team onderzoek je tijdens de implementatie welke ODET minder in de vingers zitten of welke ODET meer herhaling en systematiek nodig hebben. Voor die ODET ontwikkel je een schooleigen leerlijn die iets minder soepel en wat strakker is.

Wil je je voelsprieten aanscherpen? Ben je op zoek naar materiaal en tips? Heb je zin om bij te leren? Ontdek ze via de groene knop hieronder!

Betekent ervaringsgericht dan volledig mee gaan met het kind? Nee hoor! Het betekent balanceren tussen meegaan met het verhaal van de leerlingen maar dat verhaal ook verbreden, verdiepen, verrijken. Dit noemen we de schijnbare paradox tussen ervaringsgericht en doelgericht werken , een spanning die ook Jef en Jos ondervinden.

FAQ 10: pedagogisch project

10.

"Hoe maak je je pedagogisch project levend en zichtbaar?"

Jullie pedagogisch project - of missie, visie, strategie, kernwaarden, verhaal, kwaliteit, gedeelde droom - is wat jullie als school bindt. Hoe duidelijker dat gedeelde verhaal is voor teamleden, ouders, kinderen,... hoe kwaliteitsvoller de school is en hoe meer intrinsieke motivatie er is bij de teamleden.

Kwaliteitsvoller: in het referentiekader voor onderwijskwaliteit lees je bij de rubriek Kwaliteitsontwikkeling het volgende: De school ontwikkelt haar kwaliteit vanuit een gedragen visie die vertaald is in de onderwijsleerpraktijk. Die kwaliteitsverwachtingen werden samen met het ganse Vlaamse onderwijsveld opgesteld. We zijn het er dus samen over eens dat een helder maar ook zichtbaar pedagogisch project onderwijskwaliteit garandeert.

Intrinsieke motivatie: mensen hebben - naast eten, drinken en slapen - drie psychologische basisbehoeftes: autonomie, (ver)binding en competentiegevoel. Wanneer dit in balans is, werk je vanuit intrinsieke motivatie en voel je je goed. We noemen het de ABC-barometer. De B van (ver)binding slaat vooral op een gedeeld verhaal, een gedeelde afspraak, iets wat ons bindt. Het betekent in alle geval niet dat je per se beste vrienden moet zijn. Wanneer dat gedeelde verhaal helder én zichtbaar is voor iedereen, wordt er gewerkt vanuit intrinsieke motivatie.

We begeleiden je in stap 2 oefening 2 om dat pedagogisch project tot zo'n gedeeld verhaal te maken. Je verbindt ook meteen de visie op onderwijzen en leren met jullie verhaal.

FAQ 11: kansen in omgeving

11.

"Hoe maak je gebruik van kansen in de schoolomgeving?"

Open je ogen en kijk even rond. Zie jij het ook? Allerlei kansen om aan wereldoriëntatie te doen! Een krachtige leeromgeving stimuleert welbevinden en betrokkenheid bij de leerlingen. In het implementatieproces onderzoek je die omgeving en maak je met het team afspraken om die omgeving stimulerend te maken en ook te benutten.

In stap 2 oefening 1 breng je via een tekenoefening die brede schoolomgeving in kaart. Met kleuren maak je zichtbaar hoe die omgeving bijdraagt aan wereldoriëntatie.

In diezelfde oefening maak je kennis met een omgevingsboek: een slimme manier om kansen in de omgeving te inventariseren en dat handig te delen met collega's.

CEGO ontwikkelde een screeningsinstrument voor een krachtige leeromgeving.

 

FAQ 12: voorbeelden

12.

"Kan ik voorbeelden uit andere scholen gebruiken?"

Als kleine federatie proberen we elkaar te ondersteunen waar mogelijk. Ook bij de implementatie van het cahier W.O. is het fijn om te weten dat er nog 25 andere scholen bezig zijn met hetzelfde onderzoek en ploeterwerk (want ja, implementeren is prutsen, experimenteren, ploeteren, uitproberen).

Je hoeft zeker het warm water niet uit te vinden. Heel wat scholen zijn al sterk bezig met de implementatie en werkten naargelang hun noden en context eigen systemen en hulpmiddelen uit. Hieronder vind je een overzicht. Ze kunnen je zeker inspireren!

MAAR 

Het cahier W.O. is een complexe verandering. Dat wil zeggen zeer sterk gebonden en beïnvloed door de context en een leerproces. Klakkeloos iets overnemen van een andere school zal dus niet werken op lange termijn: het is niet aangepast op jullie context en je doorliep niet zelf het hele leerproces om het instrument van die ene school in de diepte te begrijpen. Je vindt meer tips over een duurzame implementatie bij F.A.Q. 5

We proberen niet enkel voorbeelden maar ook mensen samen te brengen. Uit elke school komen de cahiercoaches twee keer per jaar samen in hun eigen leergemeenschap (zie vorming cahiercoach). Ze maken gebruik van een gedeelde Google Drive-map en hebben elkaars contactgegevens om tips te vragen aan elkaar. 

Systemen en hulpmiddelen uit FOPEM-scholen

Ontwikkeld tijdens de implementatie van het cahier W.O. op hun school

bottom of page