top of page

Focus bepalen oefening 3

Met behulp van de leerspiraal verkenden jullie mogelijke werkwoorden voor jullie schooleigen leerlijn. Hieronder helpen we je een focus te bepalen. Onderaan vind je ook twee voorbeelden uit FOPEM-scholen van een leerlijn voor het deeldomein ruimte.

DOEL

- soepele leerlijn finaliseren

- afspraken maken over het uittesten van de soepele leerlijn

Focus bepalen
De schooleigen leerlijn begint aardig vorm te krijgen: jullie weten ondertussen al...

- ... welk eindpunt jullie nastreven (aparte eindtermen of clusters van eindtermen) - Stap 5 oef 1

- ... wat de status van de tussenstappen is (doel of indicator, eenvoudig-complex, deelvaardigheid, referentiepunt, voor enkelen of voor allen) - Stap 5 oef 1

- ... wat het werkwoord in jullie tussenstappen zou kunnen zijn (o.b.v. de leerspiraal) - Stap 5 oef 2

Met behulp van deze laatste oefening bepalen jullie de focus van de leerlijn.

Opdracht

Kleurencodes toekennen

Je kan deze oefening op twee manieren doen:

Tijdens een (kern)teammoment waarbij je op het moment zelf in groepjes door alle ontwikkelingsdoelen en eindtermen gaat. Voordeel is dat je sneller werkt en ook in gesprek kan gaan tijdens het toekennen van de kleurencodes. Nadeel is dat je een beperkte blik van een aantal teamleden krijgt.

Als huiswerk waarbij je elk teamlid een kleurencode laat geven aan alle/cluster van ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Dat huiswerk kan het (kern)team dan gebruiken om sneller naar de brainstormoefening over te gaan. Voordeel is dat alle teamleden hun inbreng hebben kunnen doen. Nadeel is dat de teamleden huiswerk krijgen en apart, zonder gesprek, hun kleurencodes toekennen. Voor dit huiswerk kan je onderstaande Excel gebruiken (zorg dat die digitaal gedeeld wordt met de teamleden zodat iedereen tegelijk hierin kan invullen en je geen extra verwerking moet doen achteraf).

Neem de W.O.-waaier of de tabel met ontwikkelingsdoelen en eindtermen uit het cahier W.O. Je kan ook handig gebruik maken van de puzzel. Pik er de (clusters van) eindtermen uit waar jullie schooleigen leerlijnen voor willen maken. Geef die (clusters van) eindtermen een kleurencode:

- GROEN: eindtermen die onvoldoende vanuit de leerlingen komen en waar er dus weinig kansen zijn om er als begeleider ervaringsgericht op in te spelen.

- ORANJE: eindtermen waarvoor het moeilijk is om te bedenken hoe jongere leefgroepen hier naartoe kunnen bouwen.

- ROOD: eindtermen waarvan, uit evaluatie en registratie, blijkt dat ze niet bereikt worden door de leerlingen.

In de kleurencode zit een waardeoordeel vervat: rood betekent alarm, oranje betekent extra opletten en groen betekent vervelend maar geen bedreiging. Verdeel jullie in drie groepen die bij elke kleurencode brainstormen. De (clusters van) eindtermen kunnen meerdere kleurencodes hebben.

Brainstorm in groepjes

 

GROEN: We willen voor wereldoriëntatie, en bij uitbreiding alle leergebieden, zoveel mogelijk ervaringsgericht en vanuit de leerling werken. Sommige onderzoeksvragen en eindtermen komen heel vlot vanuit leerlingen, zoals bijv. Hoe leeft een dier? Andere vragen komen moeilijk of zelfs niet vanuit de leerlingen, zoals bijv. Welke landen maken deel uit van de EU?

  1. Bekijk de (clusters van) eindtermen die jullie groen kleurden. Welk patroon ontdekken jullie (bijv. allemaal thema verkeer, bijv. allemaal kennis)?

  2. Brainstorm hoe de vaste werking ervoor kan zorgen dat leerlingen wel onderzoeksvragen stellen rond deze thema’s.

  3. Ervaringsgericht betekent niet per se aangebracht door het kind. Je kan sturen en verdiepen als begeleider. Ervaringsgericht betekent wel proefondervindelijk of aansluitend bij de leefwereld van het kind of in een betekenisvolle context of leergebied-overschrijdend. (In stap 4 oefening 2 gingen we dieper in op de spanning tussen doelgericht en ervaringsgericht werken. Je kan hier de uitleg nog eens herlezen.) Formuleer drie behapbare tips per leefgroep om de (clusters van) eindtermen die jullie een groene kleur gaven alsnog ervaringsgericht aan te pakken. Zo versterk je vooral de voelsprieten van de collega's en ga je niet meteen over tot het vastleggen van tussendoelen die strakker zijn. Je houdt de leerlijn voor deze (clusters van) eindtermen dus soepel.

ORANJE: eindtermen zijn geformuleerd om te bereiken op het einde van het zesde leerjaar, ontwikkelingsdoelen zijn geformuleerd om na te streven bij de oudste kleuters. Voor sommige van die doelen is het eenvoudig om te bedenken wat een jongere groep kan doen om een eindterm te bereiken, zoals bijv. Voorbeelden geven voor zorg van bejaarden en mensen met een handicap (verkorte eindterm uit W.O.-waaier bij maatschappij-zorg en inclusie). Voor andere doelen is het echt moeilijk om te bedenken wat een jongere groep kan doen om een eindterm te bereiken, zoals bijv. Kaart van België en Vlaanderen kennen (verkorte eindterm uit W.O.-waaier bij ruimte-kaarten).

1. Bekijk de (clusters van) eindtermen die jullie oranje kleurden. Welk patroon ontdekken jullie (bijv. allemaal thema verkeer, bijv. allemaal kennis)?

2. Bekijk (vrijblijvend) hoe andere leerplannen opbouwen naar deze (clusters van) eindtermen:

ZiLL van het Katholiek Onderwijs: ontwikkeling van oriëntatie op de wereld

- GO!: leerplan wereldoriëntatie voor kleuter en lager onderwijs

- OVSG: elke FOPEM-school heeft het leerplan van OVSG nog op school liggen. Via deze link vind je alvast enkele deelleerplannen van OVSG

- SLO uit Nederland

- Enkele fragmenten uit het handboek 'De basis van W.O.': natuur en tijd

3. Bedenk per leefgroep enkele tussenstappen. Denk goed na over de vaardigheid (meestal het werkwoord) en de kennis in de tussenstap (zie ook stap 5 oef 2).

ROOD: vanuit (gevalideerde) toetsen, observaties of andere bronnen krijg je zicht op eindtermen die door de meerderheid van de oudste leefgroep niet bereikt worden. Voor deze eindtermen stel je best een breed en degelijk plan op, waar schooleigen leerlijnen een deel kunnen van uitmaken.

  1. Verzamel alle bronnen die jullie vertellen in welke mate leerlingen de eindtermen bereiken. Welk patroon ontdekken jullie (bijv. allemaal thema verkeer, bijv. allemaal kennis)?

  2. Hebben die eindtermen enkel een code rood in deze oefening, of ook oranje en groen? Dat vertelt je misschien waar een mogelijke oorzaak zit.

  3. Brainstorm over alle mogelijke oorzaken. Sorteer en categoriseer ze. Waar zijn jullie zeker van, wat is een vermoeden en willen jullie verder onderzoeken?

  4. Duid de meest dringende (clusters van) rood-gelabelde eindtermen aan

Schooleigen leerlijn maken

​Verzamel al het materiaal dat jullie m.b.v. deze implementatiegids al uitwerkten. Zo meteen bespreken de drie groepjes wat ze met de kleurencodes deden. Zorg ervoor dat het materiaal, de keuzes en de afspraken die jullie maakten aan het gesprek over de kleurencodes worden gelinkt. Spreek bijvoorbeeld af dat teamlid A extra alert zal zijn voor de context van de school (stap 2 oef 1) en teamlid B voor de vaste werking (stap 3 oef 3).

Elk groepje stelt voor wat ze deden met de kleurencodes. Puzzel, knip en plak jullie schooleigen leerlijnen samen. Maak dit zo visueel mogelijk en creëer ruimte voor de volgende kritische vragen:

Voor welke (clusters van) eindtermen hebben we nog extra (wetenschappelijk) onderzoek nodig?

In welke mate dragen onze leerlijnen bij aan ons pedagogisch project?

Hoe gedragen en haalbaar zijn onze schooleigen leerlijnen?

In welke mate bewaren we de balans tussen richting geven en ruimte laten? Hoe zorgen we ervoor dat we de ruimte die het cahier W.O. creëert niet terug dichtmetselen?

Waar hebben we extra hulp van een andere FOPEM-school of de PBD bij nodig?

De leerspiraal kan jullie eventueel helpen om een kennisniveau te bepalen.

Schooleigen leerlijn testen

Spreek af hoe jullie de leerlijn gaan testen. Gaan jullie vooral focussen op de vaste werking voor deze leerlijn? Of plannen jullie meteen een aanbod rond een bepaald thema? De leerlijn kan een team ondersteunen op de drie sporen die we in stap 3 uitleg 1 en in het invulschema van stap 4 oefening 3 gebruikten:

Brainstorm
Soepele leerlijn testen

Vaste werking doorheen de klas en school

Doordat je in een schooleigen leerlijn tussenstappen afspreekt, weet elke leefgroep waar de vaste werking van die klas zich op kan focussen. Bijvoorbeeld:

‐RUIMTE: kaart van de school en straat uithangen bij kleuters, kaart van België bij het middelste lager, kaart van Europa en de wereld bij het oudste lager

‐TIJD: afspreken dat elke vraag uit een ronde/kring geduid wordt op een kalender en/of tijdlijn

‐TECHNIEK: bij atelierwerking besteden kleuters extra aandacht aan materiaalkeuze (hout, wol, plastic,…), middelste lager aan de ontwerpfase van hun creatie, oudste lager aan evalueren van het product.

Ervaringsgericht werken vanuit de klasgroep

De tussenstappen die aan enkele leefgroepen toegewezen worden, creëren een alertheid bij de begeleider. Je kan een extra kaartje maken met jullie soepele leerlijnen en dit aan de W.O.-waaier toevoegen. Zo kan de begeleider in één oogopslag zien waar hij of zijn met z’n klasgroep op moet focussen. Op die manier ben je aandachtig voor kansen die zich spontaan aanbieden.

Sturing door de begeleider

Een leerlijn kan cruciale tussenstappen of een referentieleeftijd bloot leggen. Zo kan het dat je afspreekt dat de derde leefgroep steeds een – door de begeleider aangebracht – aanbod krijgt over gezondheid en de vierde leefgroep elk jaar een project moet doen dat zich focust op de werking van het menselijk lichaam. De begeleider van de oudste leefgroep kan hier dan op verder bouwen tijdens de reeds lang geplande lessenreeks rond seksualiteit (= GEPLANDE LES).

 

Jullie kunnen ook afspreken om rond de paasvakantie te checken in welke mate het menselijk lichaam al veel aan bod kwam bij de vierde leefgroep in projecten en onderzoekjes, en of die dan bijdragen aan de specifieke eindtermen daarrond. Zo kan je alsnog m.b.v. de soepele leerlijn extra sturen in het laatste trimester over dit thema (= AD HOC LES).

Voorbeeld soepele leerlijn

Hieronder enkele tips voor het testproces:

Begin klein, verandering werkt als een olievlek.

Kies voor de meest dringende soepele leerlijn waar alle teamleden nu een nood rond ervaren.

Leg nu al vast wanneer jullie het gebruik van de leerlijn gaan evalueren.

Bedenk ook hoe jullie de leerlijn voldoende in de aandacht zullen plaatsen zodat jullie plan niet verloren geraakt tussen de andere vele to-do’s.

Houd rekening met kenmerken van een duurzame implementatie. Je vindt meer info en tips op onze F.A.Q.-pagina.

Spreek de volgende dingen af: ​​Hoe verplicht zijn deze leerlijnen? Als iemand zegt: “ik heb veel vertrouwen in mijn voelsprieten, dat gaat mij lukken” is dat dan oké? Is het de bedoeling dat je elk kind gaat evalueren op die tussenstap of kijkt een begeleider globaal naar de klas om te beslissen of hij nog extra inzet op die tussenstap dit jaar of niet? Mag een begeleider van een volgende graad verwachten dat die tussenstap dan beheerst/gekend is bij de leerlingen?

Elk teamlid doet tenslotte de emo-ratio-check: Hoe voel ik me bij de afspraak, heb ik er goesting in? Wat denk ik over de afspraak, lijkt het me haalbaar?

Voorbeeld

In De Levensboom in Wevelgem (met cahiercoaches Yf en Jeska) en in De Sterrebloem in Meigem (met cahiercoaches Ellen en Yannick) zijn ze al een tijdje bezig met de implementatie van hun eigen cahier W.O. Ze doorliepen de stappen uit de implementatiegids en pasten die aan aan hun noden en context. Elk van hen maakte een schooleigen leerlijn, de resultaten verschillen heel erg van elkaar. Dat is ook logisch: twee verschillende scholen, twee verschillende teams, twee verschillende contexten. Het cahier W.O. is bedoeld om volledig schooleigen te maken en dat is deze twee scholen alvast gelukt!

Het team van De Levensboom Wevelgem maakte de puzzel op basis van de W.O.-waaier (stap 3 oefening 2) en merkte vanuit de vorige oefeningen dat het deeldomein ruimte weinig in de vaste werking aan bod kwam, dat sommige eindtermen tussenstappen voor een jongere leeftijd vereisen en dat het bereiken van bepaalde eindtermen soms niet gegarandeerd kan worden. Ze pikten er de meest cruciale eindtermen uit. Samen bepaalden ze op welke cruciale leeftijden er rond die eindterm zou moeten gewerkt worden en wat de focus in elke leefgroep is. Ze kozen voor een summiere en sobere indeling.

Het team van De Sterrebloem concludeerde vanuit de vaste-werking-oefening (stap 3) dat het deeldomein ruimte eveneens een soepele leerlijn nodig heeft. Ze brachten in hun document de vaste werking en de activiteiten per leefgroep samen. Het team koos voor aanbodsdoelen, een begrip dat ze haalden uit de SLO-leerlijn uit Nederland. Het document van De Sterrebloem bevat alle eindtermen voor ruimte. Ze werkten ook een gebruikswijzer uit, wat deels hun proces met de implementatiegids weergeeft.

Ondertussen is het team van De Sterrebloem ook een eigen leerlijn voor natuur aan het ontwikkelen. Ze delen graag hun work in progress.

bottom of page